This post is also available in: Nederlands (Dutch)
3 oktober 2022
Door het door elkaar husselen van termen als ‘brachycefalie’ en ‘kortsnuitig’ worden meer dan 48 rassen getroffen door handhavingscriteria die opgesteld zijn in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De wetenschappelijke artikelen waarop de handhavingscriteria gebaseerd zijn gaan over brachycefale rassen. Over het algemeen wordt de brachycefale hond (kortschedelige hond) gedefiniëerd door de schedelbreedte die groter is dan 0,8 van de schedellengte. Dit met uitzondering van de Packer et al studie uit 2015[1]die de CFR (=snuitlengte/schedellengte) als hypothese (=veronderstelling) voor de ernst van BOAS heeft geïntroduceerd, echter nooit heeft bewezen.
In de handhavingscriteria pagina 4 echter lijkt een eigen definitie te worden gegeven aan ‘brachycephaal’ zijnde “brachy = kort en cephaal = neus”. Het feit dat ‘cephaal’ grieks is voor schedel stoort blijkbaar niet om deze definitie te koppelen aan stellingen zoals op pagina 10 van de handhavingscriteria:
“De voornaamste risicofactoren voor BOAS zijn: platte snuite (sic), dikke nek en overgewicht. ix “
De conclusie komt gezien de verwijzing (ix) volgens de opstellers uit het werk van Liu et al 2017[2]. Echter in het werk van Liu et al 2017 komt deze conclusie niet voor. Tegendeel zelfs. De conclusie in Liu et al 2017 was:
“In conclusion, stenotic nostrils, BCS, and NGR were found to be valid, easily applicable predictors for BOAS (+).” -Oftewel: De conclusie is dat stenotische neusgaten, BCS(overgewicht) en NGR (nekomtrek) geldige, gemakkelijk toepasbare voorspellers voor BOAS zijn.
Dit geldt overigens slechts voor de helft omdat het hier slechts de uiterlijke kenmerken voor BOAS betreft.
Het blijkt dat de ‘stenotische/gesloten neusgaten’ in de conclusie van het Liu et al 2017 rapport over BOAS in de handhavingscriteria zonder enige verklaring zijn vervangen door ‘platte snuite’ (sic).
Opmerkelijk is dit dan ook des te meer omdat de studie van Liu et al 2017 met Jane Ladlow mede was opgesteld om de intuïtieve hypothese van de CFR van Packer juist te weerleggen.
Door de CFR te introduceren als handhavingscriterium worden nu meer dan 48 hondenrassen getroffen door criteria die in principe eigenlijk waren opgesteld om enkele rassen met een aantal serieuze problemen het fokken te verbieden. Uitgaande van de talloze TV programma’s en publicaties gaan deze criteria dan ook over deze drie rassen en lijken 45 andere rassen als collateral damage te worden geaccepteerd of in ieder geval niet serieus bekeken te zijn. Dit afgezien van het feit dat de CFR als criterium niet deugt zoals door Ladlow duidelijk en wetenschappelijk is bewezen.
De handhavingscriteria zijn volgens ras onafhankelijk alsook incidentieonafhankelijk. Kortom een CFR < 0,3 is alleen bepalend om een fokverbod opgelegd te krijgen welk ras het dan ook moge zijn. Is de 0,3<CFR<0.5 dan geeft een gesloten neusgat, zichtbaar oogwit of bijvoorbeeld een neusrimpel het zetje om ook een fokverbod opgelegd te krijgen. Binnen enkele hondengeneraties echter wordt het fokverbod uitgebreid tot CFR<0,5 staat in de handhavingscriteria te lezen op pagina 24.
Of het ras problemen heeft met BOS en BOAS doet niet ter zake. Blijkbaar ook niet of de hond brachycefaal is of mesocephaal. Heeft het een CFR < 0,5 en laat het oogwit zien hetgeen in meer dan 1/3 van deze mesocefale honden het geval is dan krijgen ze nu al een fokverbod.
In de dataset S1 achter de BOS studie van Packer et al 2015[3] staan uitgebreid de data van meer dan 700 onderzochte honden weergegeven waarvan er 236 als brachycefaal staan aangeduid op basis van een CFR < 0,5. Hieronder vallen naast honden uit 30 als brachycefaal bekend staande rassen ook rassen als de Labrador Retriever, Shiba Inu, St Bernard, de Jack Russel Terrier en nog een 14 tal andere rassen omdat deze ook een CFR hebben kleiner dan de 0,5 die door Packer als grens gesteld is voor het voorkomen van BOAS (Brachycefalic obstructive airway syndrome).
Echter deze grens zegt slechts dat BOAS (per definitie?) niet voorkomt bij honden met een CFR groter dan 0,5. Het zegt niets over de honden met een CFR lager dan 0,5 anders dan dat het bij deze honden voor kan voorkomen.
Door het begrip brachycefaal als kortsnuitig te vertalen en de CFR die hieruit voortvloeit op 0,5 te zetten kunnen de handhavingscriteria nu minstens 48 rassen treffen, brachycefaal en mesocefaal. Waarvan veel rassen zonder BOAS en/of BOS.Wordt vervolgt.
[1]Impact of Facial Conformation on Canine Health: Brachycephalic Obstructive Airway Syndrome Rowena M. A. Packer, Anke Hendricks, Michael S. Tivers, Charlotte C. Burn 2015
[2]Conformational risk factors of brachycephalic obstructive airway syndrome (BOAS) in pugs, French bulldogs, and bulldogsNai-Chieh Liu, Eileen L. Troconis, Lajos Kalmar, David J. Price, Hattie E. Wright, Vicki J. Adams,David R. Sargan, and Jane F. Ladlow
[3] Impact of Facial Conformation on Canine Health: Corneal Ulceration Rowena M. A. Packer, Anke Hendricks1, Charlotte C. Burn 2015