This post is also available in: English (Engels)

16 oktober 2022

In de analyse van de parlementaire enquête viel het oog op een passage die een aanzienlijk bredere reikwijdte heeft dan alleen de gaswinningsproblemen in Groningen. De discussie tussen de KNMI onderzoeken -opgedragen door de NAM- (oftewel de aardoliemaatschappijen) en de onderzoeken van de Staatstoezicht op de Mijnen (SodM).

“Zo lag alle  kennis over bevingen en gaswinning vóór de Huizinge (emv: beving 2012) bij de NAM of bij instanties die door het gasbedrijf werden betaald zoals het KNMI. Deze onderzoeksresultaten waren gezaghebbend op het ministerie, ook als er rapporten lagen die het tegendeel bewezen zoals die van toezichthouder SodM.” (citaat uit NRC pag 8 d.d. 15 oktober 2022).

Het doel van de NAM en het ministerie zoals deze krant beschrijft was om het gasveld maximaal leeg te halen en de aardbevingsrisico’s en gevolgen er van te bagatelliseren. Is de wetenschap misschien toch te koop? Zoals uit de tegenovergestelde onderzoeken bleek is wetenschap in ieder geval niet zo absoluut als men wel eens wil doen voorkomen. Wetenschap is continu in beweging. Voortdurend wijzigt de kennis rondom een onderwerp. Nieuwe onderzoeken weerleggen oudere hypothesen. Dit is een normaal fenomeen. Echter dat wetenschap bias is en soms bewust stellingen verkeerd worden voorgesteld en/of onderbouwd om een bepaald doel te bereiken tast de naam van goede wetenschap aan.

Ook bij de Handhavingscriteria voor kortsnuiten (2019) lijkt hetzelfde te zijn gebeurd. Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht wordt voor het schrijven hiervan betaald door het ministerie van LNV.  De opdracht was regelgeving om het fokken te verbieden met honden die een ernstige erfelijke eigenschap of uiterlijk kenmerk hadden dat het welzijn van het dier en/of nageslacht schade berokkent.             

Opmerkelijk is dat in deze handhavingscriteria -enkel gebaseerd op wetenschappelijke literatuur- zelfs naar wetenschappelijke literatuur verwezen wordt die het tegendeel bewijst van hetgeen door de Utrechtse veterinairs beweerd wordt.

Echter het is duidelijk uit WOB gegevens (wet openbaarheid van bestuur) gebleken dat er een eenvoudig (lees goedkoop) uiterlijk kenmerk gevonden diende te worden die wetenschappelijk ‘verantwoord’ was. Dat was de opdracht van het ministerie LNV aan Utrecht.

Met de CFR (snuitlengte/schedellengte) dacht Utrecht een graadmeter te hebben gevonden voor de ernst van aandoeningen aan ademhaling (BOAS) en ogen (BOS) en hiermee een uiterlijk en eenvoudig herkenbaar kenmerk gevonden te hebben. Het werd per direct verboden te fokken met een CFR < 0,3 en CFR < 0,5 op termijn.  Uit wetenschappelijke onderzoeken uit Cambridge echter blijkt het tegendeel. De CFR is géén graadmeter voor de ernst van deze aandoeningen zoals in de handhavingscriteria letterlijk beweerd wordt. Deze aandoeningen blijken volgens Cambridge te worden bepaald door gesloten neusgaten een te dikke nek en overgewicht bij de door hun onderzochte drie rassen. Utrecht veranderde in haar handhavingscriteria deze conclusie van Cambridge eenvoudigweg door de ‘gesloten neusgaten’ te vervangen door de ‘korte snuit’.  Dit om eenvoudig profileren mogelijk te maken. Echter deze wetgeving treft ten gevolge hiervan ook mesocefale rassen (middellange snuit als bijvoorbeeld de Labrador Retriever, st Bernard en Jack Russel) alsook kortsnuiten die niet erfelijk getroffen zijn door aandoeningen aan luchtwegen en ogen.

De stelling uit de handhavingscriteria dat kortsnuiten dan wel andere aandoeningen hebben als ze geen BOS of BOAS hebben ten gevolge van de korte snuit wordt niet verder onderbouwd en is eenvoudig te weerleggen tenzij men allerlei reeds weerlegde hypothesen (stellingen) als bewijs op voert.

Het blijkt dat enkele extreem populaire probleemrassen als leidraad zijn gekozen voor minstens 30 brachycefale rassen en 16 mesocefale rassen. De verstrekkende consequenties echter heeft men in Utrecht duidelijk niet overzien met de keuze van de CFR.

Kortom het uiterlijke kenmerk “de lengte van de snuit” heeft hetzelfde waarheidsgehalte als het profileren op bijvoorbeeld buitenlandse namen in de toeslagenaffaire en zorgt voor veel ellende. Immers de erfelijke kenmerken uit het besluit Houders van Dieren artikel 3.4 heeft te maken met rassen omdat het eenvoudigweg de definitie is van een ras. Dit heeft men in Cambridge duidelijk uitgesproken en zorgt daar voor de aanzienlijk meer genuanceerde ras gerichte kijk op de gezondheidsproblematiek van de kortsnuithonden.

Misbruik van ‘wetenschap’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.