This post is also available in: English (Engels)
8 maart 2023
De handhavingscriteria waarbij de CFR (=neuslengte/schedellengte) als handhavingscriterium wordt geïntroduceerd zijn gebaseerd op de studie van Packer et al 2015 (RVC = Royal Veterinairy college). In deze studie legt zij een hypothese (veronderstelling) neer dat de lengte van de neus een graadmeter is voor de ernst van BOAS:
“Onderzoek toont aan dat hoe extremer de kortsnuitige bouw is, deze te groter het risico op boas (xi)” (pagina 10 van de handhavingscriteria) (xi = de Packer studie/RVC). Deze stelling gaat er van uit dat BOAS rasonafhankelijk is en de CFR een graadmeter is. De incidentie, of BOAS voor komt of niet in het ras, en dus het ras doen er niet meer toe.
Afgezien van de wijze waarop men tot deze conclusie is gekomen door bias en falsificatie van de conclusies van Jane Ladlow in de studie van Liu et al 2017 van Cambridge University, zit er ook een wetenschappelijke interpretatiefout in de stelling die zijn oorsprong vindt in de RVC hypothese.
Professor em. Richard Gill, een statistisch wiskundige, heeft de handhavingscriteria uitvoerig bestudeerd en in een paper (1) aangetoond dat deze stelling , de CFR als graadmeter voor de ernst van BOAS, niet klopt. Oorzaak was dat er geen statisticus betrokken was bij het opstellen van de handhavingscriteria die de geraadpleegde literatuur kon beoordelen en doorgronden. De conclusie die in de handhavingscriteria wordt getrokken uit deze studies is wetenschappelijk onjuist. Het criterium CFR< 0,3 en 0,5 is gebaseerd op geproduceerde wetenschap. Professor Gill stelt in zijn analyse betreffende de RVC studie dat:
- De populaties per ras (soms 1) veel te klein was om de conclusie te kunnen trekken. Dit is overigens ook terug te vinden in de publicatie uit Cambridge.
- Er is geen foutenanalyse gedaan. Had men deze gedaan dan had men in zijn geheel géén enkele conclusie kunnen trekken.
- Een nadere analyse van de data van de studie van RVC toont aan dat vanaf een CFR van 0.2 BOAS ongeveer evenveel voor kwam binnen de verschillende rassen. Kortom hiermee toont hij aan dat BOAS rasafhankelijk is en niet door de lengte van de snuit wordt beïnvloed.
- En dat onder de 0.2 de mopshonden door de grote hoeveelheid onderzochte honden het geheel een vertekend beeld gaven van de door BOAS aangetaste honden met CFR < 0.2
Opmerkelijk was dat Professor Gill een lezing hierover heeft gegeven op de Wiskundeafdeling van de Universiteit Utrecht, enkele gebouwen verder dan de afdeling Diergeneeskunde, op 23 februari jl. en dat ondanks een uitnodiging geen enkele persoon van de afdeling Diergeneeskunde aanwezig was.
Het lijkt er op dat Utrecht niet open staat voor de wetenschappelijke discussie. Het rapport gebaseerd op ons inziens gefalsificeerde en/of bias wetenschap mag niet ter discussie staan.
Edwin Meyer Viol
(1) https://gill1109.com/2022/09/20/boas-breed-cfr/